Portfolio presentaties en symposia
Musis Sacrum Arnhem 1847-2022. De bewogen geschiedenis van een concertzaal
Op 18 november 2022 presenteerden we op het podium van de Muzenzaal het boek over de 175-jarige geschiedenis van het Arnhemse concertgebouw. Een gebouw – Huis der Muziek – dat veel stormen trotseerde en sinds de laatste verbouwing weer helemaal aan de muziek is gewijd. Na afloop van de presentatie zong het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra het programma Van Gogh and me. Op 1 december 2022 verzorgde ik een uitgebreide lezing over Musis in Boekhandel Het Colofon in de Arnhemse Bakkerstraat. Op 6 december 2022 sprak ik voor de Arnhemse CultuurClub in de Balkonzaal van Musis. Op het Velperplein waren tegelijk hevige voetbalrellen – niet de eerste en vast ook niet de laatste rellen voor de deuren van Musis. De CultuurClub-avond werd afgesloten met een concert door Altin Gün en het Metropole Orkest.
Schlösser und Kunstdepots während des Zweiten Weltkrieges
Op 29 september 2022 mocht ik op het 6e Duits-Nederlandse symposium over adelsgeschiedenis – Einde van de Adelscultuur. Adellijke strategieën om te overleven 1918-1950 – op Kasteel Twickel in Delden vertellen over de rol van Nederlandse en Duitse kastelen in kunstbescherming en kunstroof. Zijdelings sprak ik over het lot van kasteel Frankleben in Sachsen-Anhalt niet ver van Merseburg. Het kasteel en de omgeving waren in april 1945 bezet, dan wel bevrijd door de Amerikanen. Op 6 juli 1945 droegen zij het kasteel over aan het Rode Leger. Alle kastelen en landgoederen in de omgeving vielen in snel tempo ten prooi aan onteigening en Bodenreform.
Dat gold ook voor Frankleben. Het bezit werd onteigend, het land verdeeld onder nieuwe boeren en de bankrekeningen van de eigenaren opgeheven. De kasteeleigenaren vertrokken, en Umsiedler, vluchtelingen uit het oosten kregen woonruimte in het kasteel.
Dat gold ook voor Frankleben. Het bezit werd onteigend, het land verdeeld onder nieuwe boeren en de bankrekeningen van de eigenaren opgeheven. De kasteeleigenaren vertrokken, en Umsiedler, vluchtelingen uit het oosten kregen woonruimte in het kasteel.
Kunstroof in Nederland 1940-1945
Voor de Amsterdamse Culture Club sprak ik op 5 september 2022 over Kunstroof in Nederland tussen 1940 en 1945. De roof die niet in mei 1940 begon, maar vaak al minutieus was voorbereid door Duitse kunsthistorici. Ik behandelde zowel de roof- als de kunstbeschermingsorganisaties. Het was een levendige avond in een prachtig pand aan de Keizersgracht.
Muziek in Arnhem tijdens de Tweede Wereldoorlog
Aan het begin van de oorlog was Musis Sacrum nog in verbouwing. De laatste restauratie was van zo’n vijftig jaar geleden en het pand was ernstig aan vernieuwing toe. Concerten werden gegeven in de Schouwburg en de Arnhemsche Orkest Vereeniging repeteerde in de Korenbeurs of in de Lutherse kerk. Op 20 mei 1941 werd Musis heropend. De bezetter gebruikte de centraal gelegen muziektempel geregeld voor allerlei bijeenkomsten. Dat was zo succesvol dat de Duitsers overwogen van Arnhem het Bayeuth van het noorden te maken. Niet alleen Nederlandse musici traden op, ook veel Duitse gezelschappen deden Arnhem aan. Behalve klassiek klonk ook het lichtere repertoire – operette en volksmuziek. Wie bezochten die concerten? En wie dirigeerden er? De drie Arnhemse oorlogsdirigenten Martin Spanjaard, Leo Pappenheim en Jaap Spaanderman hebben alle drie hun eigen dramatische verhaal.
Niet iedereen sloot zich aan bij de Kultuurkamer. Musici die dat niet deden, traden op tijdens de Zwarte Avonden, ‘gezellige optredens tussen de schuifdeuren’, gedoogd, maar toch illegaal.
Na de oorlog waren er talloze herdenkingsconcerten. Dat begon precies een jaar na het begin van de Slag om Arnhem, op 17 september 1945, toen het Concertgebouworkest een herdenkingsconcert gaf.
Op 24 september en 1 november 2019 vertel ik over de muziek die klonk, de musici die speelden en het Arnhemse publiek tijdens de oorlogsjaren. Voor informatie: stuur me een berichtje via het contactformulier.
Niet iedereen sloot zich aan bij de Kultuurkamer. Musici die dat niet deden, traden op tijdens de Zwarte Avonden, ‘gezellige optredens tussen de schuifdeuren’, gedoogd, maar toch illegaal.
Na de oorlog waren er talloze herdenkingsconcerten. Dat begon precies een jaar na het begin van de Slag om Arnhem, op 17 september 1945, toen het Concertgebouworkest een herdenkingsconcert gaf.
Op 24 september en 1 november 2019 vertel ik over de muziek die klonk, de musici die speelden en het Arnhemse publiek tijdens de oorlogsjaren. Voor informatie: stuur me een berichtje via het contactformulier.
De Rijnbrug
Op 25 en 29 november 2018 en op 13 februari 2019 vertelde ik over mijn nieuwe boek, De Brug, dat in september 2018 bij WBooks verscheen. Over de John Frostbrug – door Arnhemmers nog steeds ‘de (oude) brug’ genoemd – is veel geschreven, maar er was geen boek dat uitsluitend over de brug ging. Ik deed uitgebreid archiefonderzoek en sprak veel betrokkenen. In De Brug komt de hele geschiedenis aan bod, van de schipbrug tot en met de derde Arnhemse brug. De Brug speelde een cruciale rol in de Slag om Arnhem en is daardoor in het collectieve geheugen gegrift. Jaarlijks zijn er in Arnhem en omgeving emotionele herdenkingen met steeds minder oud-strijders. Uitgebreid stond ik stil bij herinneringscultuur, bruggenpoëzie en slagveldtoerisme.
|
Van Neêrlandsch Bloed tot The Planets – acht keer opening/ouverture van Musis Sacrum in Arnhem
Op 6 mei 2017 werd de nieuwe Parkzaal van Musis Sacrum in Arnhem feestelijk geopend. Op het programma stond de Ouverture uit Die Schöpfung van Joseph Haydn, het eerste van de Nuages van Claude Debussy en The Planets van Gustav Holst. Hoe ging dat in 1847? Toen het allereerste Musis geopend werd? Er had toen een Nederrijns zangersfeest plaats, een zogenaamde Liedertafel, een zangwedstrijd tussen Duitse en Nederlandse koren, en al die koren moesten Wien Neêrlandsch Bloed zingen. Voor dit feest was Musis speciaal gebouwd. Helaas voldeed het niet (helemaal). Tot aan 2017 zou de Arnhemse muziektempel nog zeven keer her- en verbouwd worden.
Op vrijdag 16 juni 2017 hield ik in de Historische Herberg in Sonsbeek een lezing (met muziekfragmenten) over de acht openingen. De lezing is herhaald op 23 november 2018 in Erfgoedcentrum Rozet, voor de Volksuniversiteit Arnhem. |
Arnhemsche Orkest Vereeniging of Concertgebouworkest?
Voor het Gelre-symposium 2017 over Gelderse muziekgeschiedenis hield ik op zaterdag 4 maart 2017 een verhaal in Rozet met als titel ‘De dirigent en de harpiste – Arnhemsche Orkest Vereeniging of Concertgebouworkest?’ Het aloude Arnhemse Concert St. Caecilia (opgericht in 1591) besloot vanaf 1890 geen eigen concerten meer te geven. Het gezelschap was zo onder de indruk van het in 1888 opgerichte Amsterdamse Concertgebouworkest, dat het besloot als een soort impresariaat dit orkest in het vervolg zes keer per jaar naar Arnhem te laten komen. En zo geschiedde, het kwam onder leiding van Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum en veel andere dirigenten, en trad op met beroemde solisten.
In dezelfde tijd richtte Jan Albert Kwast de Arnhemsche Orkest Vereeniging op (1889). Waar Caecilia besloot zelf niet meer te spelen, zag Kwast het Concertgebouworkest juist als een lichtend voorbeeld. En zo werden tot 1971 – toen Caecilia helemaal ophield te bestaan – in Arnhem belangrijke concerten gegeven door de AOV en het Concertgebouworkest. |
Enno Brokke, een kunstenaarsleven
In de Velpse boekhandel Jansen en de Feijter hield ik op 24 november 2015 een lezing over Enno Brokke. Beeldend kunstenaar Enno Brokke (1919-2007) woonde het grootste deel van zijn leven in Velp. Hij groeide op in Den Haag, ging er naar school en kreeg zijn eerste tekenlessen aan de Eerste Nederlandse Vrije Studio en aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Om geld te verdienen werkte hij vanaf zijn zestiende als technisch tekenaar op de tekenkamer van de Haagse carrosseriefabriek Pennock, waar hij futuristische auto-ontwerpen maakte. Tijdens de oorlog ontvluchtte hij Den Haag en kwam via vele omzwervingen terecht in het Brabantse Cuijk. Daar vormde zich de Cuijkse groep die bestond uit de kunstenaars Enno Brokke, Ap Sok, Wim Noordhoek en Jan Gregoor. Na de oorlog vlogen allen uit, en Brokke kwam terecht in Velp waar hij les ging geven aan het pas geopende Rhedens Lyceum. Enkele jaren later vertrok hij er om in de roerige jaren zestig docent te worden aan de Academie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid (Kunstoefening) in Arnhem. Na 1968 kon hij zich volledig richten op zijn eigen, vrije werk.
Brokkes leven is gekenmerkt door jarenlange kunstenaarsvriendschappen met Wim Noordhoek, Harry Verburg, Henk Peeters en Ap Sok. En door zijn vele reizen, vooral naar het noordelijkste stuk van Noorwegen. Met zijn vrouw Elisabeth verbleef hij vanaf 1950 lange tijd in Kautokeino. Zijn schetsen van het Samen-volk zijn prachtig, en typisch Brokke. Na een korte abstracte periode, zou hij tot het eind van zijn leven superrealistisch gaan werken.
Zie voor een uitgebreide biografie ook: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 10, 2014.
Brokkes leven is gekenmerkt door jarenlange kunstenaarsvriendschappen met Wim Noordhoek, Harry Verburg, Henk Peeters en Ap Sok. En door zijn vele reizen, vooral naar het noordelijkste stuk van Noorwegen. Met zijn vrouw Elisabeth verbleef hij vanaf 1950 lange tijd in Kautokeino. Zijn schetsen van het Samen-volk zijn prachtig, en typisch Brokke. Na een korte abstracte periode, zou hij tot het eind van zijn leven superrealistisch gaan werken.
Zie voor een uitgebreide biografie ook: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 10, 2014.
Arnhem 40-45
In het najaar van 2014 hield ik ter gelegenheid van het verschijnen van mijn fotoboek Arnhem 40-45 diverse lezingen. In mijn boek gebruikte ik foto’s afkomstig van geallieerde fotografen, Duitse Kriegsberichter en van Nederlandse (ondergedoken) fotografen. De foto’s van de Duitse oorlogsfotografen, de Kriegsberichter, zijn na de oorlog terecht gekomen in het Bundesarchiv in Koblenz. Op deze foto staan soldaten van de Luftwaffe met een stuk licht luchtdoelgeschut op de Boulevard Heuvelink, de foto is zeer waarschijnlijk van 19 september 1944.
Rechts staat, met wijnfles aan de mond, de oorlogsfotograaf Erich Wenzel. De foto is gemaakt door collega Kriegsberichter Jacobsen. De Kriegsberichter hoorden tot de Propaganda Kompanie die rechtstreeks onder het Ministerie van Voorlichting en Propaganda in Berlijn viel. Het was de bedoeling dat zij de laatste grote overwinning van de Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog zouden fotograferen. Ze werkten met de Leica, dé oorlogscamera bij uitstek. Waar de Engelsen op 17 en 18 september al fotografeerden, kwamen de Duitsers vanaf de 19de in actie. Hun serie foto’s is een bijna filmisch verslag van de gebeurtenissen tijdens de Slag om Arnhem.
Rechts staat, met wijnfles aan de mond, de oorlogsfotograaf Erich Wenzel. De foto is gemaakt door collega Kriegsberichter Jacobsen. De Kriegsberichter hoorden tot de Propaganda Kompanie die rechtstreeks onder het Ministerie van Voorlichting en Propaganda in Berlijn viel. Het was de bedoeling dat zij de laatste grote overwinning van de Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog zouden fotograferen. Ze werkten met de Leica, dé oorlogscamera bij uitstek. Waar de Engelsen op 17 en 18 september al fotografeerden, kwamen de Duitsers vanaf de 19de in actie. Hun serie foto’s is een bijna filmisch verslag van de gebeurtenissen tijdens de Slag om Arnhem.
Iconische oorlogsfotografie
Op zondagmiddag 31 mei had het Airborne Museum een middag georganiseerd over iconische beelden. Joost Rosendaal sprak over zijn boek De bevrijding in beeld, ik sprak over Arnhem 40-45 en Ton Schulte leidde het gesprek. Wat zijn iconische oorlogsfoto’s? We denken aan Anne Frank, aan beelden van het bombardement op Rotterdam, en voor Arnhem aan de vermanende vinger die de verwoeste Eusebius in de lucht steekt.
Een iconisch beeld staat voor meer dan het afgebeelde, bevindt zich in ons collectief geheugen, is kwalitatief heel goed of zet ons helemaal op het verkeerde been. Kunnen ook onbekende foto’s iconisch worden? Aan welke criteria moeten ze dan voldoen? Dat waren de gespreksonderwerpen van een interessante middag.
Een iconisch beeld staat voor meer dan het afgebeelde, bevindt zich in ons collectief geheugen, is kwalitatief heel goed of zet ons helemaal op het verkeerde been. Kunnen ook onbekende foto’s iconisch worden? Aan welke criteria moeten ze dan voldoen? Dat waren de gespreksonderwerpen van een interessante middag.
De dirigent en de harpiste
Op vrijdag 19 december 2014 werd het tiende en laatste deel van het Biografisch Woordenboek Gelderland ten doop gehouden. Bij die gelegenheid hield een aantal sprekers een voordracht over ‘de biografie’. Ik sprak over de dirigenten Kwast en Coster en Spaanderman en Pappenheim. De titel ‘De dirigent en de harpiste’ werd me ingegeven door een vermeend patroon, namelijk dat vroegere AOV-dirigenten nogal eens een verhouding hadden met de harpiste van het orkest. Heel vreemd is dat niet aangezien er rond 1900 nog niet zoveel vrouwen in symfonieorkesten speelden, en als ze er al waren, bespeelden ze vaak de harp.
De Arnhemse bevolking was niet te spreken over de buitenechtelijke verhoudingen van de dirigent. De levenswandel van oprichter van de AOV, de dirigent Jan Albert Kwast stak de Arnhemse burgerij in het verkeerde keelgat. Hij had een grote aantrekkingskracht op vrouwen en dronk graag een glas. In 1891 verliet hij zijn gezin voor harpiste Cäthy Müller. Kwast verliet Arnhem in 1893 om het Philharmonisch Orkest in Warschau te gaan dirigeren; enkele musici gingen met hem mee. Dit avontuur liep niet goed af. In Arnhem volgde een tweede periode-Kwast. Het gezin, met kind van Kwast en de harpiste, vestigde zich in 1904 in Arnhem. De Arnhemse burgerij had het er moeilijk mee.
De Arnhemse bevolking was niet te spreken over de buitenechtelijke verhoudingen van de dirigent. De levenswandel van oprichter van de AOV, de dirigent Jan Albert Kwast stak de Arnhemse burgerij in het verkeerde keelgat. Hij had een grote aantrekkingskracht op vrouwen en dronk graag een glas. In 1891 verliet hij zijn gezin voor harpiste Cäthy Müller. Kwast verliet Arnhem in 1893 om het Philharmonisch Orkest in Warschau te gaan dirigeren; enkele musici gingen met hem mee. Dit avontuur liep niet goed af. In Arnhem volgde een tweede periode-Kwast. Het gezin, met kind van Kwast en de harpiste, vestigde zich in 1904 in Arnhem. De Arnhemse burgerij had het er moeilijk mee.
Kunstenaarssociëteit De Kameleon
Op 8 april 2011 sprak ik in de Historische Herberg Arnhem over de kunstenaarssociëteit De Kameleon.
‘Het is nu 50 jaar geleden (op 1 april 1961) dat beeldhouwer Jacques Magendans De Kameleon oprichtte. Deze roemruchte Arnhemse Kunstkring heeft tot ca. februari 1967 bestaan. Voor Arnhem was het een kweekvijver voor vooral jazzmusici en beeldende kunstenaars, een quasiondergrondse club van artistiekelingen die zich verzamelden in het eerste café op de Korenmarkt. De bekendste bezoekers waren Herman Brood, Jan Cremer en Johnny van Doorn. Echter, opvallend veel Kameleonners – Akademiestudenten van destijds – hebben een grootse carrière in de Nederlandse kunst gemaakt. Met een aantal Kameleonkunstenaars bereid ik een tentoonstelling, een boek en enkele jazzconcerten voor.’
‘Het is nu 50 jaar geleden (op 1 april 1961) dat beeldhouwer Jacques Magendans De Kameleon oprichtte. Deze roemruchte Arnhemse Kunstkring heeft tot ca. februari 1967 bestaan. Voor Arnhem was het een kweekvijver voor vooral jazzmusici en beeldende kunstenaars, een quasiondergrondse club van artistiekelingen die zich verzamelden in het eerste café op de Korenmarkt. De bekendste bezoekers waren Herman Brood, Jan Cremer en Johnny van Doorn. Echter, opvallend veel Kameleonners – Akademiestudenten van destijds – hebben een grootse carrière in de Nederlandse kunst gemaakt. Met een aantal Kameleonkunstenaars bereid ik een tentoonstelling, een boek en enkele jazzconcerten voor.’
Muziekleven in Arnhem
Op 26 februari 2010 hield ik voor het Arnhems historisch Genootschap Prodesse Conamur een lezing over het ‘Muziekleven in Arnhem’ vanaf de late middeleeuwen tot heden.
‘Aanvankelijk was er kerkmuziek en werden klokken gegoten, maar vanaf de late middeleeuwen klonk ook andere muziek in Arnhem. Muziek die feesten, optochten en processies opluisterde. In 1661 werd de eerste bekende organist benoemd: Dirk Scholl. Hij werd lid van het muzikale genootschap Caecilia, net als Gijsbert van Steenwijck. Deze schreef het “Klavierboek Anna Maria van Eijl”; het is bewaard gebleven. Caecilia was in 1591 opgericht en speelde tot in de twintigste eeuw een grote rol in het muziekleven. Al was het al een eeuw eerder door professionele musici en orkesten ingehaald. Die orkesten hadden podia nodig: de Comedie in de Bakkerstraat, de Planten- en Vogeltuin aan de Velperweg en Musis Sacrum aan het Velperplein. In de twintigste eeuw waaierde het muziekleven uit. Traditionele gezelschappen bleven bestaan, daarnaast kwam de jazz op en maakten The Moans, Long Tall Ernie and the Shakers en Hank the Knife & The Jets furore.’
‘Aanvankelijk was er kerkmuziek en werden klokken gegoten, maar vanaf de late middeleeuwen klonk ook andere muziek in Arnhem. Muziek die feesten, optochten en processies opluisterde. In 1661 werd de eerste bekende organist benoemd: Dirk Scholl. Hij werd lid van het muzikale genootschap Caecilia, net als Gijsbert van Steenwijck. Deze schreef het “Klavierboek Anna Maria van Eijl”; het is bewaard gebleven. Caecilia was in 1591 opgericht en speelde tot in de twintigste eeuw een grote rol in het muziekleven. Al was het al een eeuw eerder door professionele musici en orkesten ingehaald. Die orkesten hadden podia nodig: de Comedie in de Bakkerstraat, de Planten- en Vogeltuin aan de Velperweg en Musis Sacrum aan het Velperplein. In de twintigste eeuw waaierde het muziekleven uit. Traditionele gezelschappen bleven bestaan, daarnaast kwam de jazz op en maakten The Moans, Long Tall Ernie and the Shakers en Hank the Knife & The Jets furore.’
Lezingen literatuur
Als Neerlandica heb ik van tijd tot tijd inleidingen/lezingen gehouden over literatuur. Bijvoorbeeld:
- Arnon Grunberg (De man zonder ziekte),
- Arnon Grunberg (Moedervlekken),
- Arnon Grunberg (Bezette gebieden),
- A.F.Th. van der Heijden (De helleveeg),
- Kristien Hemmerechts (Taal zonder mij),
- Hans Keilson (In de ban van de tegenstander),
- Robert Menasse (Die Hauptstadt),
- Margriet de Moor (Kreutzersonate),
- Erwin Mortier (Godenslaap),
- Erwin Mortier (De Spiegelingen),
- Herta Müller (Hartedier),
- Cees Nooteboom (Allerzielen),
- Robert Pollack (De vier elementen),
- Thomas Rosenboom (De nieuwe man),
- Jonathan Safran Foer (Alles is verlicht),
- Robert Seethaler (Der Trafikant),
- Jan Siebelink (Knielen op een bed violen),
- Simon Vestdijk (Terug tot Ina Damman),
- Leon de Winter (God’s Gym),
- De moeder in de recente Nederlandse literatuur: Adriaan van Dis (Ik kom terug), Maarten ’t Hart (Magdalena), Jan Siebelink (Margje).