Literatuur
Vrijhaven Kameleon
Ingrid D. Jacobs, Kunstkring ‘De Kameleon’ 1961-1967. Vrijhaven voor artistiek Arnhem in de jaren zestig (Utrecht, 2012).
Vijftig jaar geleden had beeldhouwer Jacques Magendans een briljant idee. Hij richtte Kunstkring De Kameleon op in de Luthersestraat nr. 18 in Arnhem. Er heerste een sfeer als in een Parijse kelder, met kaarslicht, moderne jazz en gedempte stemmen. Kunstenaars discussieerden over hun werk en exposeerden er. Alle bekende jazzmusici uit de jaren zestig traden op en de performances van Johnny van Doorn of van Theatre Colombine waren roemrucht.
De leden van De Kameleon vormden geen eenduidige (kunst)stroming, ze waren divers in idee en stijl. Hun sociëteit was een vrijhaven, een creatieve speeltuin, een plek waar allerlei talent samenkwam. Het contrast met de dode stad die Arnhem enkele decennia na de oorlog nog was, kon niet groter zijn. Jazz, cabaret, literatuur, toneel, beeldende kunsten, film, fotografie, het uitgaansleven... Alles veranderde, ook in Arnhem. Het abrupte einde van De Kameleon in 1967 betekende niet dat de Kunstkring vergeten werd, integendeel.
Vijftig jaar geleden had beeldhouwer Jacques Magendans een briljant idee. Hij richtte Kunstkring De Kameleon op in de Luthersestraat nr. 18 in Arnhem. Er heerste een sfeer als in een Parijse kelder, met kaarslicht, moderne jazz en gedempte stemmen. Kunstenaars discussieerden over hun werk en exposeerden er. Alle bekende jazzmusici uit de jaren zestig traden op en de performances van Johnny van Doorn of van Theatre Colombine waren roemrucht.
De leden van De Kameleon vormden geen eenduidige (kunst)stroming, ze waren divers in idee en stijl. Hun sociëteit was een vrijhaven, een creatieve speeltuin, een plek waar allerlei talent samenkwam. Het contrast met de dode stad die Arnhem enkele decennia na de oorlog nog was, kon niet groter zijn. Jazz, cabaret, literatuur, toneel, beeldende kunsten, film, fotografie, het uitgaansleven... Alles veranderde, ook in Arnhem. Het abrupte einde van De Kameleon in 1967 betekende niet dat de Kunstkring vergeten werd, integendeel.
Van november 2012 tot januari 2013 herleefde De Kameleon in Arnhem!
Mét de Kameleonners van destijds en met de stad Arnhem van nu. Op een tentoonstelling in het MEE-gebouw hing werk van Kameleonkunstenaars. Vroeg werk uit de jaren zestig en werk van later datum.’
‘… een interessant portret waarin ‘De Kameleon’ centraal staat tegen de achtergrond van cultureel Arnhem in de jaren zestig. […] Met veel liefde en gevoel voor het tijdvak brengt Jacobs dit alles in beeld. Maar de ondertoon is er een van lichte weemoed – ongetwijfeld geïnspireerd door de vele gesprekken met kunstenaars. […] De illustraties laten de sfeer van the sixties herleven en zullen voor velen een feest van herkenning zijn.’ (Maarten Gubbels, in: aHt, maart 2013)
Mét de Kameleonners van destijds en met de stad Arnhem van nu. Op een tentoonstelling in het MEE-gebouw hing werk van Kameleonkunstenaars. Vroeg werk uit de jaren zestig en werk van later datum.’
‘… een interessant portret waarin ‘De Kameleon’ centraal staat tegen de achtergrond van cultureel Arnhem in de jaren zestig. […] Met veel liefde en gevoel voor het tijdvak brengt Jacobs dit alles in beeld. Maar de ondertoon is er een van lichte weemoed – ongetwijfeld geïnspireerd door de vele gesprekken met kunstenaars. […] De illustraties laten de sfeer van the sixties herleven en zullen voor velen een feest van herkenning zijn.’ (Maarten Gubbels, in: aHt, maart 2013)
Kunstkring De Kameleon 1961-1967
Ingrid D. Jacobs, ‘Kunstkring “De Kameleon” 1961-1967. Brandpunt van het hippe Arnhem in de jaren zestig’, in: Arnhems Historisch Tijdschrift 31, maart 2011, nr. 1, 2-12.
‘De Kameleon was voor mij zo’n geheimzinnig woord dat je als kind opvangt maar niet kunt plaatsen. Het bleef me intrigeren; ik hoorde mijn oom en achterneef erover, en ook wel anderen. Zelf ben ik midden in de Kameleontijd geboren. Nu, vijftig jaar na dato, krijg ik de kans alles over De Kameleon te weten te komen. En dat is heel veel. De Kameleon heeft enorm veel grote Nederlandse kunstenaars en musici voortgebracht en het wordt tijd dat Nederland dat weet!’
‘De Kameleon was voor mij zo’n geheimzinnig woord dat je als kind opvangt maar niet kunt plaatsen. Het bleef me intrigeren; ik hoorde mijn oom en achterneef erover, en ook wel anderen. Zelf ben ik midden in de Kameleontijd geboren. Nu, vijftig jaar na dato, krijg ik de kans alles over De Kameleon te weten te komen. En dat is heel veel. De Kameleon heeft enorm veel grote Nederlandse kunstenaars en musici voortgebracht en het wordt tijd dat Nederland dat weet!’
Johnny van Doorn: voordrachtskunstenaar (1944-1991)
Ingrid D. Jacobs, ‘Johnny van Doorn: voordrachtskunstenaar (1944-1991). Gezapig kuieren met Arnhems’ Stem’, in: Arnhems Historisch Tijdschrift 30, december 2010, nr. 4, p. 264-272.
‘Mijn achterneef Johnny van Doorn kon beter voordragen dan schrijven. Maar daar bedoel ik niets pejoratiefs mee. Hij was nu eenmaal beroemd geworden door zijn meesleeeeeepende acts. Niet voor niets behoort hij naast Simon Vinkenoog en Jules Deelder tot de grote voordrachtskunstenaars van Nederland. Ook vergelijkt men hem met de dadaïst Kurt Schwitters en de dichter Paul van Ostaijen. Voor wat betreft zijn schrijverschap werd hij in één adem genoemd met Nescio, deze lof gold zijn beste verhalen, de ingetogen, verstilde kroniekjes van het alledaagse.’
‘Mijn achterneef Johnny van Doorn kon beter voordragen dan schrijven. Maar daar bedoel ik niets pejoratiefs mee. Hij was nu eenmaal beroemd geworden door zijn meesleeeeeepende acts. Niet voor niets behoort hij naast Simon Vinkenoog en Jules Deelder tot de grote voordrachtskunstenaars van Nederland. Ook vergelijkt men hem met de dadaïst Kurt Schwitters en de dichter Paul van Ostaijen. Voor wat betreft zijn schrijverschap werd hij in één adem genoemd met Nescio, deze lof gold zijn beste verhalen, de ingetogen, verstilde kroniekjes van het alledaagse.’
Selfkicker op het dak
Ingrid D. Jacobs, ‘Selfkicker op het dak. “Arnhemse foto’s van Nederlands meest experimentele dichter”’, in: Arnhems Historisch Tijdschrift, december 2014, 162-166.
‘Drie onbekende foto’s van de dichter en performer Johnny van Doorn zeggen iets over Arnhem in de jaren ’60 en het werk van de dichter. De foto’s zijn van Rutger ten Broeke, fotograaf, generatie- en klasgenoot van Van Doorn. Toen Johnny nog op het Thorbeckelyceum zat, liet hij zich fotograferen op het Stationsplein, met door de oorlog gehavende panden op de achtergrond. In 1962 trok hij naar Amsterdam om dichter te worden. Voor zijn publicaties had hij portretten nodig en zo ontstonden de ‘vliegfoto’s’ op het dak van zijn ouderlijk huis. Geregeld kwam hij nog terug naar Arnhem, waar hij De Kameleon en zijn hartsvriend Sikke Laverman bezocht.’
‘Drie onbekende foto’s van de dichter en performer Johnny van Doorn zeggen iets over Arnhem in de jaren ’60 en het werk van de dichter. De foto’s zijn van Rutger ten Broeke, fotograaf, generatie- en klasgenoot van Van Doorn. Toen Johnny nog op het Thorbeckelyceum zat, liet hij zich fotograferen op het Stationsplein, met door de oorlog gehavende panden op de achtergrond. In 1962 trok hij naar Amsterdam om dichter te worden. Voor zijn publicaties had hij portretten nodig en zo ontstonden de ‘vliegfoto’s’ op het dak van zijn ouderlijk huis. Geregeld kwam hij nog terug naar Arnhem, waar hij De Kameleon en zijn hartsvriend Sikke Laverman bezocht.’
Gesignaleerd
Ingrid D. Jacobs, ‘Gesignaleerd. Recensie Nico Keuning, Oorlog en pap. Het bezeten leven van Johnny van Doorn’, in: Arnhems Historisch Tijdschrift (maart 2010), nr. 1, 47-48.
‘Nico Keuning schreef met Oorlog en pap, naar men zegt in bijzonder korte tijd, een fraaie biografie van Johnny van Doorn. Het is jammer dat hij de schrijver klakkeloos geloofd heeft. Misschien komt Johnny van Doorn oprecht over in zijn werk, toch “loog hij geregeld de waarheid”. Oude bekenden van hem beamen dat nu nog wanneer ze zijn werk – en dan vooral over zijn Arnhemse periode – lezen. “Ja Johnny, je hebt er wel iets over gehoord, maar je was er zelf toch echt niet bij, en hebt het wel erg aangedikt of mooier gemaakt.”’
‘Nico Keuning schreef met Oorlog en pap, naar men zegt in bijzonder korte tijd, een fraaie biografie van Johnny van Doorn. Het is jammer dat hij de schrijver klakkeloos geloofd heeft. Misschien komt Johnny van Doorn oprecht over in zijn werk, toch “loog hij geregeld de waarheid”. Oude bekenden van hem beamen dat nu nog wanneer ze zijn werk – en dan vooral over zijn Arnhemse periode – lezen. “Ja Johnny, je hebt er wel iets over gehoord, maar je was er zelf toch echt niet bij, en hebt het wel erg aangedikt of mooier gemaakt.”’
Pé Hawinkels (1942-1977)
I.D. Jacobs, ‘Pé Hawinkels 1942-1977, letterkundige, publicist en vertaler’, in: I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 6 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2007) 52-55.
‘Pé Hawinkels (1942-1977) was letterkundige, publicist en vertaler. Ik leerde hem “kennen” als mede-Vestdijkiaan en als fantastisch Thomas Mann-vertaler. Net als ik, maar dan een kwart eeuw eerder, schreef hij zijn doctoraalscriptie over Vestdijks Symfonie van Victor Slingeland, en de symfonische structuur. Hawinkels was een groot literator en stierf te jong.’
‘Pé Hawinkels (1942-1977) was letterkundige, publicist en vertaler. Ik leerde hem “kennen” als mede-Vestdijkiaan en als fantastisch Thomas Mann-vertaler. Net als ik, maar dan een kwart eeuw eerder, schreef hij zijn doctoraalscriptie over Vestdijks Symfonie van Victor Slingeland, en de symfonische structuur. Hawinkels was een groot literator en stierf te jong.’
Debussy en Hartmann: componisten of literaire motieven?
Ingrid Jacobs, ‘Debussy en Hartmann: componisten of literaire motieven?’, in: Vestdijkkroniek, juni 1991, nr. 71, 39-52.
‘Bij mijn onderzoek naar de symfonische structuur in Vestdijks trilogie, de Symfonie van Victor Slingeland, is het mij opgevallen dat Vestdijk zowel in deze drie romans als in zijn muziekessays op overeenkomstige wijze over de componisten Debussy en Hartmann schrijft. Van een muzikaal onderlegd auteur als Vestdijk is uiteraard te verwachten dat hij in zijn romans muzikale elementen gebruikt. Bijzonder is dat hij de vrouwelijke hoofdpersonages in de trilogie vergezeld laat gaan van muzikale thema’s. Waar Alice van Voorde en Adri Duprez met de Ibéria-muziek van Debussy ten tonele worden gevoerd, verschijnt Eva Kienpointner begeleid door de klanken van Bruckner.’
‘Bij mijn onderzoek naar de symfonische structuur in Vestdijks trilogie, de Symfonie van Victor Slingeland, is het mij opgevallen dat Vestdijk zowel in deze drie romans als in zijn muziekessays op overeenkomstige wijze over de componisten Debussy en Hartmann schrijft. Van een muzikaal onderlegd auteur als Vestdijk is uiteraard te verwachten dat hij in zijn romans muzikale elementen gebruikt. Bijzonder is dat hij de vrouwelijke hoofdpersonages in de trilogie vergezeld laat gaan van muzikale thema’s. Waar Alice van Voorde en Adri Duprez met de Ibéria-muziek van Debussy ten tonele worden gevoerd, verschijnt Eva Kienpointner begeleid door de klanken van Bruckner.’
Symfonie van Victor Slingeland
Ingrid Jacobs, Het glinsterend pantser als de glanzende kiemcel van de Symfonie van Victor Slingeland. Een onderzoek naar de symfonische structuur in Vestdijks Symfonie van Victor Singeland. Doctoraalscriptie aan de Faculteit der Letteren, vakgroep Nederlands, Moderne Letterkunde van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Onder begeleiding van dr. H. Bekkering (juli 1990).
‘Is het mogelijk een literaire trilogie te componeren? Ja, Vestdijk deed dat. Hij baseerde zijn trilogie over de dirigent Victor Slingeland op de symfonieën van Anton Bruckner, in het bijzonder op de vierde en de zevende. Vestdijk zou Vestdijk niet zijn wanneer hij het niet nog iets ingewikkelder maakte: een trilogie die overeenkomsten vertoont met een symfonie in vier delen. Maar bij nauwkeurige lezing is het heel helder. Thema’s en motieven keren weer, keren om, verschijnen in contrapunt en leiden tot een verbluffende uitgestelde finale – een grootse Bruckner waardig!’
‘Is het mogelijk een literaire trilogie te componeren? Ja, Vestdijk deed dat. Hij baseerde zijn trilogie over de dirigent Victor Slingeland op de symfonieën van Anton Bruckner, in het bijzonder op de vierde en de zevende. Vestdijk zou Vestdijk niet zijn wanneer hij het niet nog iets ingewikkelder maakte: een trilogie die overeenkomsten vertoont met een symfonie in vier delen. Maar bij nauwkeurige lezing is het heel helder. Thema’s en motieven keren weer, keren om, verschijnen in contrapunt en leiden tot een verbluffende uitgestelde finale – een grootse Bruckner waardig!’