Biografieën
Het eerste deel van het Biografisch Woordenboek Gelderland (BWG) verscheen in 1998. Het laatste in december 2014. In totaal zijn in het BWG bijna 500 biografieën van bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis opgenomen. Het BWG houdt op te bestaan maar blijft een niet meer weg te denken naslagwerk voor de geschiedenis van de provincie Gelderland vanaf de middeleeuwen tot en met het begin van de 21ste eeuw.
De grote diversiteit aan auteurs en gebiografeerden maakt de serie heel spannend. Iedereen kon in principe een plek krijgen, van moordenaar tot minister, mits overleden. We schuwen hagiografie en werken zo zorgvuldig mogelijk – wat ons een hoge ranking (lees betrouwbaarheid) in het Biografisch Portaal opleverde.
De grote diversiteit aan auteurs en gebiografeerden maakt de serie heel spannend. Iedereen kon in principe een plek krijgen, van moordenaar tot minister, mits overleden. We schuwen hagiografie en werken zo zorgvuldig mogelijk – wat ons een hoge ranking (lees betrouwbaarheid) in het Biografisch Portaal opleverde.
BWG 10

I.D. Jacobs en J.A.E. Kuijs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 10 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2012)
‘In het tiende en laatste deel van het Biografisch Woordenboek Gelderland worden wederom de levens van Gelderse vrouwen en mannen beschreven. Literator C.C.S. Crone is bekend om zijn sobere proza en zijn werk voor de AKU. Baron ‘Joeki’ van Pallandt was een legendarisch levensgenieter, over wie nóg gepraat wordt. Dat zal minder het geval zijn met Cornelis van Geelkerken, de nationaalsocialistisch politicus en lange tijd rechterhand van Mussert. Jaap Spaanderman was de dirigent die de Arnhemsche Orkest Vereeniging door de oorlogsjaren leidde. Hij deed dat niet altijd even handig en trad in 1949 terug na een proces over zijn functioneren. Henri van de Loo werd bekend als bouwpastoor. Beeldend kunstenaars zijn er ook in dit deel: C.H. Hammes, Joan Colette, Emile Viegers en Kitty van der Mijl Dekker.’
‘In het tiende en laatste deel van het Biografisch Woordenboek Gelderland worden wederom de levens van Gelderse vrouwen en mannen beschreven. Literator C.C.S. Crone is bekend om zijn sobere proza en zijn werk voor de AKU. Baron ‘Joeki’ van Pallandt was een legendarisch levensgenieter, over wie nóg gepraat wordt. Dat zal minder het geval zijn met Cornelis van Geelkerken, de nationaalsocialistisch politicus en lange tijd rechterhand van Mussert. Jaap Spaanderman was de dirigent die de Arnhemsche Orkest Vereeniging door de oorlogsjaren leidde. Hij deed dat niet altijd even handig en trad in 1949 terug na een proces over zijn functioneren. Henri van de Loo werd bekend als bouwpastoor. Beeldend kunstenaars zijn er ook in dit deel: C.H. Hammes, Joan Colette, Emile Viegers en Kitty van der Mijl Dekker.’
BWG 9

I.D. Jacobs en J.A.E. Kuijs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 9 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2012)
‘Pierre Janssen was nationaal bekend als presentator van een tv-programma over kunst, maar was ook directeur van het Arnhems gemeentemuseum. David van Ooijen was lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, maar ook kloosterling in Huissen en actief in de Gelderse politiek. Wilhelmina was koningin, maar ook inwoonster van Apeldoorn. Het zijn de Gelderse kanten van deze bekende Nederlanders uit het (recenter) verleden die in het BWG beschreven worden. Naast minder bekende, maar niet minder interessante Gelderse mannen en vrouwen. Wie kent bijvoorbeeld Frans Zwollo jr. die tegelijk edelsmid en theosoof was? Of Willemine Verloop uit Barneveld, redacteur van Recht voor Allen? Of de Zutphense kroniekschrijver Konrad van Achteveld? Of broer en zus Vivian en Amée Brantsen, lid van de Gelderse adellijke leisure class?’
‘Pierre Janssen was nationaal bekend als presentator van een tv-programma over kunst, maar was ook directeur van het Arnhems gemeentemuseum. David van Ooijen was lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, maar ook kloosterling in Huissen en actief in de Gelderse politiek. Wilhelmina was koningin, maar ook inwoonster van Apeldoorn. Het zijn de Gelderse kanten van deze bekende Nederlanders uit het (recenter) verleden die in het BWG beschreven worden. Naast minder bekende, maar niet minder interessante Gelderse mannen en vrouwen. Wie kent bijvoorbeeld Frans Zwollo jr. die tegelijk edelsmid en theosoof was? Of Willemine Verloop uit Barneveld, redacteur van Recht voor Allen? Of de Zutphense kroniekschrijver Konrad van Achteveld? Of broer en zus Vivian en Amée Brantsen, lid van de Gelderse adellijke leisure class?’
BWG 8

I.D. Jacobs en J.A.E. Kuijs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland. Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis 8 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2011).
‘Wat hebben Adolf van Egmond, Reinier van Genderen Stort, Piet van Iddekinge, Marga Klompé en Dries van Melsen gemeen? Ze zijn met ruim veertig andere personen beschreven in het Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 8. Sinds begin 2010 zijn de eerste zes delen van het BWG raadpleegbaar op www.biografischwoordenboekgelderland.nl en via het Biografisch Portaal. Nieuwe delen verschijnen vooralsnog als papieren boek. In deel 8 hebben biografen uit Gelderland en daarbuiten hun licht laten schijnen over de levens van belangwekkende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. De beroepen en bezigheden van de beschrevenen zijn divers: advocaat, antroposoof, archivaris, boer, burgemeester, dirigent, houtskoolbrander, jachtopzichter, kerkarchitect, kunstenaar, lakenhandelaar, landmeter, minister, onderwijzer, piëtist, schrijver en zanger.’
‘Wat hebben Adolf van Egmond, Reinier van Genderen Stort, Piet van Iddekinge, Marga Klompé en Dries van Melsen gemeen? Ze zijn met ruim veertig andere personen beschreven in het Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 8. Sinds begin 2010 zijn de eerste zes delen van het BWG raadpleegbaar op www.biografischwoordenboekgelderland.nl en via het Biografisch Portaal. Nieuwe delen verschijnen vooralsnog als papieren boek. In deel 8 hebben biografen uit Gelderland en daarbuiten hun licht laten schijnen over de levens van belangwekkende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. De beroepen en bezigheden van de beschrevenen zijn divers: advocaat, antroposoof, archivaris, boer, burgemeester, dirigent, houtskoolbrander, jachtopzichter, kerkarchitect, kunstenaar, lakenhandelaar, landmeter, minister, onderwijzer, piëtist, schrijver en zanger.’
Enno Brokke (1919-2007)

(foto: Geldarch)
Ingrid D. Jacobs, ‘Enno Brokke 1919-2007, beeldend kunstenaar’, in: J.A.E. Kuijs en I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 10 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2014), 26-28.
‘Via Den Haag en het Brabantse Cuijk kwam Enno Brokke in Gelderland terecht. Vanaf 1956 gaf hij tekenles aan het pas geopende Rhedens Lyceum in Velp en vanaf 1960 aan de Academie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid in Arnhem. Hij zou zijn leven lang reizen. Zijn eerste grote reis maakte hij in 1947 naar de Provence en Zwitserland. Met zijn vrouw verbleef hij lange periodes in Scandinavië. De leegte en het ontbreken van iedere luxe inspireerden hem tot zijn desolate en stille landschappen. Soms was in de uitgestrekte leegte nog een restant van menselijke cultuur overgebleven. Hij werkte zijn reisschetsen uit in zijn atelier in het boerderijtje Klein Beekhuizen aan de bosrand.’
‘Via Den Haag en het Brabantse Cuijk kwam Enno Brokke in Gelderland terecht. Vanaf 1956 gaf hij tekenles aan het pas geopende Rhedens Lyceum in Velp en vanaf 1960 aan de Academie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid in Arnhem. Hij zou zijn leven lang reizen. Zijn eerste grote reis maakte hij in 1947 naar de Provence en Zwitserland. Met zijn vrouw verbleef hij lange periodes in Scandinavië. De leegte en het ontbreken van iedere luxe inspireerden hem tot zijn desolate en stille landschappen. Soms was in de uitgestrekte leegte nog een restant van menselijke cultuur overgebleven. Hij werkte zijn reisschetsen uit in zijn atelier in het boerderijtje Klein Beekhuizen aan de bosrand.’
Cornelis Hendrik Coster (1854-1902)

(bron: Stadsarchief Amsterdam, tekenaar P. Kroon).
Ingrid D. Jacobs, ‘Cornelis Hendrik Coster 1854-1902, dirigent, componist, violist, bestuurder en weldoener’, in: J.A.E. Kuijs en I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 8 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2011), 40-43.
‘Cornelis Hendrik Coster (1854-1902) was dirigent, componist, violist, bestuurder en weldoener. Hij had misschien een succesvoller musicus kunnen zijn, wanneer hij wat minder geleden had onder de intriges in het Arnhemse muziekleven. De nalatenschap van Coster is bijzonder intrigerend, niet in het minst omdat hij erin verordonneerde dat tienjaarlijks Die Jahreszeiten van Joseph Haydn uitgevoerd zouden moeten worden – wat daadwerkelijk tot 2010 geschiedde.’
‘Cornelis Hendrik Coster (1854-1902) was dirigent, componist, violist, bestuurder en weldoener. Hij had misschien een succesvoller musicus kunnen zijn, wanneer hij wat minder geleden had onder de intriges in het Arnhemse muziekleven. De nalatenschap van Coster is bijzonder intrigerend, niet in het minst omdat hij erin verordonneerde dat tienjaarlijks Die Jahreszeiten van Joseph Haydn uitgevoerd zouden moeten worden – wat daadwerkelijk tot 2010 geschiedde.’
Pé Hawinkels (1942-1977)

I.D. Jacobs, ‘Pé Hawinkels 1942-1977, letterkundige, publicist en vertaler’, in: I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 6 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2007) 52-55.
‘Pé Hawinkels (1942-1977) was letterkundige, publicist en vertaler. Ik leerde hem “kennen” als mede-Vestdijkiaan en als fantastisch Thomas Mann-vertaler. Net als ik, maar dan een kwart eeuw eerder, schreef hij zijn doctoraalscriptie over Vestdijks Symfonie van Victor Slingeland, en de symfonische structuur. Hawinkels was een groot literator en stierf te jong.’
‘Pé Hawinkels (1942-1977) was letterkundige, publicist en vertaler. Ik leerde hem “kennen” als mede-Vestdijkiaan en als fantastisch Thomas Mann-vertaler. Net als ik, maar dan een kwart eeuw eerder, schreef hij zijn doctoraalscriptie over Vestdijks Symfonie van Victor Slingeland, en de symfonische structuur. Hawinkels was een groot literator en stierf te jong.’
Jacobus Jacobs (1921-2004)

Ingrid D. Jacobs, ‘Jacobus Jacobs 1921-2004, schilder-restaurateur en kunstschilder’, in: I.D. Jacobs en J.A.E. Kuijs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 7 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2009) 69-72.
‘Jacobus Jacobs (1921-2004) was schilderrestaurateur en kunstschilder. Hij werd geboren in een Velpse familie van bouwers, architecten en schilders. Hij werd zeer bekend door zijn restauratiewerk aan muurschilderingen in kerken en paleizen. Hij was zo goed in marmerimitaties dat zelfs een steenhouwer het verschil niet opmerkte.’
‘Jacobus Jacobs (1921-2004) was schilderrestaurateur en kunstschilder. Hij werd geboren in een Velpse familie van bouwers, architecten en schilders. Hij werd zeer bekend door zijn restauratiewerk aan muurschilderingen in kerken en paleizen. Hij was zo goed in marmerimitaties dat zelfs een steenhouwer het verschil niet opmerkte.’
Jan Albert Kwast (1851-1918)

(bron: Stadsarchief Amsterdam, tekenaar A. van der Valk).
Ingrid D. Jacobs, ‘Jan Albert Kwast 1851-1918, dirigent, altviolist, oprichter Arnhemsche Orkest Vereeniging en componist van het Geldersch Volkslied’, in: J.A.E. Kuijs en I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 8 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2011), 71-74.
‘Jan Albert Kwast (1851-1918) was dirigent, altviolist, componist en oprichter van de Arnhemsche Orkest Vereeniging. Hij, en overigens ook zijn naaste familie, leidde een spannend leven – een dirigentensoap bij tijd en wijle. De familie Kwast was bekend in heel Europa: van de Wognumse koorschool, als docent aan beroemde Duitse conservatoria, als concertpianist, en veelschrijvend recensent.’
‘Jan Albert Kwast (1851-1918) was dirigent, altviolist, componist en oprichter van de Arnhemsche Orkest Vereeniging. Hij, en overigens ook zijn naaste familie, leidde een spannend leven – een dirigentensoap bij tijd en wijle. De familie Kwast was bekend in heel Europa: van de Wognumse koorschool, als docent aan beroemde Duitse conservatoria, als concertpianist, en veelschrijvend recensent.’
Jan van Oort (1921-2006)

Ingrid D. Jacobs, ‘Jan van Oort 1921-2006, kinderboekenschrijver en striptekenaar’, in: I.D. Jacobs en J.A.E. Kuijs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 7 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2009) 110-113.
‘Jan van Oort (1921-2006) – beter bekend onder zijn artiestennaam Jean Dulieu – was kinderboekenschrijver en striptekenaar. Hij was natuurlijk vooral de schrijver van Paulus de Boskabouter. Mijn favoriet was Paulus de Hulpsinterklaas! Van Oort begon als violist, maar was toch gelukkiger – beter – als tekenaar, fantast en schrijver. De laatste 25 jaar van leven woonde hij in Arnhem, waar de parken Zypendaal en Sonsbeek hem inspireerden tot nieuwe Paulusavonturen.’
‘Jan van Oort (1921-2006) – beter bekend onder zijn artiestennaam Jean Dulieu – was kinderboekenschrijver en striptekenaar. Hij was natuurlijk vooral de schrijver van Paulus de Boskabouter. Mijn favoriet was Paulus de Hulpsinterklaas! Van Oort begon als violist, maar was toch gelukkiger – beter – als tekenaar, fantast en schrijver. De laatste 25 jaar van leven woonde hij in Arnhem, waar de parken Zypendaal en Sonsbeek hem inspireerden tot nieuwe Paulusavonturen.’
Leo Pappenheim (1896-1982)

Ingrid D. Jacobs, ‘Leo Pappenheim 1896-1982, dirigent’, in: J.A.E. Kuijs en I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 9 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2012), 109-112.
‘Leo Pappenheim (1896-1982) was dirigent. Zoals veel musici begon hij zijn opleiding en loopbaan in Duitsland, maar moest in 1933 vanwege zijn joodse afkomst terugkeren naar Nederland. Hij werd gastdirigent bij de Arnhemsche Orkest Vereeniging (AOV), en in 1939 tweede dirigent. Het zou niet lang duren, in 1941 moest hij stoppen. Via kamp Westerbork werd hij op transport gesteld naar Theresienstadt waar hij een van de actieve dirigenten was. Pappenheim overleefde en kwam in de zomer van 1945 terug naar Arnhem. Hij zou tegen zijn zin en die van het publiek een eeuwige tweede dirigent blijven.’
‘Leo Pappenheim (1896-1982) was dirigent. Zoals veel musici begon hij zijn opleiding en loopbaan in Duitsland, maar moest in 1933 vanwege zijn joodse afkomst terugkeren naar Nederland. Hij werd gastdirigent bij de Arnhemsche Orkest Vereeniging (AOV), en in 1939 tweede dirigent. Het zou niet lang duren, in 1941 moest hij stoppen. Via kamp Westerbork werd hij op transport gesteld naar Theresienstadt waar hij een van de actieve dirigenten was. Pappenheim overleefde en kwam in de zomer van 1945 terug naar Arnhem. Hij zou tegen zijn zin en die van het publiek een eeuwige tweede dirigent blijven.’
Catharina van Rees (1831-1915)

Ingrid Jacobs, ‘Catharina van Rees 1831-1915, schrijfster, componiste en feministe’, in: J.A.E. Kuijs (red.), Biografisch Woordenboek Gelderland 5 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2006) 100-102.
‘Catharina van Rees (1831-1915) was schrijfster, componiste en feministe. Het fascineerde me dat ze – in die tijd als vrouw – sigarenrokend op het achterbalkon van de Velpertram door mijn geboorteplaats reisde. Misschien waren haar boeken over muziek wel interessanter dan haar composities. Gedateerd is haar werk inmiddels wel, iets wat Lodewijk van Deijssel al in 1888 voorspelde.’
‘Catharina van Rees (1831-1915) was schrijfster, componiste en feministe. Het fascineerde me dat ze – in die tijd als vrouw – sigarenrokend op het achterbalkon van de Velpertram door mijn geboorteplaats reisde. Misschien waren haar boeken over muziek wel interessanter dan haar composities. Gedateerd is haar werk inmiddels wel, iets wat Lodewijk van Deijssel al in 1888 voorspelde.’
Jaap Spaanderman (1896-1985)

Ingrid D. Jacobs, ‘Jaap Spaanderman 1896-1985, dirigent’, in: J.A.E. Kuijs en I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 10 (Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2014), 150-153.
‘Jaap Spaanderman werd in 1932 met grote meerderheid van stemmen benoemd tot dirigent van de Arnhemsche Orkest Vereeniging. Zijn pedagogische en muzikale kwaliteiten deden het orkest groeien, en dat was te horen! Tijdens de Duitse bezetting bleef hij verantwoordelijk voor het artistieke beleid. Geregeld werd het orkest gevraagd voor de bezetter op te treden. Vaak konden bestuur en dirigent daar onderuit komen, maar soms niet. En dat werd Spaanderman na de oorlog kwalijk genomen. Zijn concerten werden verstoord met rook- en traangasbommetjes. Hij werd voor een Tribunaal gedaagd en volledig gerehabiliteerd. Toch voelde hij zich door de gang van zaken zo aangeslagen dat hij nog maar zeer zelden zou dirigeren.’
‘Jaap Spaanderman werd in 1932 met grote meerderheid van stemmen benoemd tot dirigent van de Arnhemsche Orkest Vereeniging. Zijn pedagogische en muzikale kwaliteiten deden het orkest groeien, en dat was te horen! Tijdens de Duitse bezetting bleef hij verantwoordelijk voor het artistieke beleid. Geregeld werd het orkest gevraagd voor de bezetter op te treden. Vaak konden bestuur en dirigent daar onderuit komen, maar soms niet. En dat werd Spaanderman na de oorlog kwalijk genomen. Zijn concerten werden verstoord met rook- en traangasbommetjes. Hij werd voor een Tribunaal gedaagd en volledig gerehabiliteerd. Toch voelde hij zich door de gang van zaken zo aangeslagen dat hij nog maar zeer zelden zou dirigeren.’
Zoltán Székely

foto: The Székely Collection).
Ingrid D. Jacobs, ‘Zoltán Székely 1903-2001, violist, componist en virtuoos’, in: : J.A.E. Kuijs en I.D. Jacobs (eindred.), Biografisch Woordenboek Gelderland 9 (Hilversum, 2012), 125-129.
‘Wonderkind Zoltán Székely (1903-2001) kreeg in 1922 de kans met een Kindertransport van het Rode Kruis van Boedapest naar Nederland te reizen. Hij kwam in Nijmegen terecht, in het gezin waar hij ook zijn toekomstige vrouw vond. Székely werd bekend als de virtuoze violist aan wie Bartók zijn vioolconcerten opdroeg, als ‘tweede’ eerste concertmeester van het Concertgebouworkest en als primarius van het Hongaars Strijkkwartet.’
‘Wonderkind Zoltán Székely (1903-2001) kreeg in 1922 de kans met een Kindertransport van het Rode Kruis van Boedapest naar Nederland te reizen. Hij kwam in Nijmegen terecht, in het gezin waar hij ook zijn toekomstige vrouw vond. Székely werd bekend als de virtuoze violist aan wie Bartók zijn vioolconcerten opdroeg, als ‘tweede’ eerste concertmeester van het Concertgebouworkest en als primarius van het Hongaars Strijkkwartet.’