Gelderland
Van idealisme naar realisme. De turbulente eerste jaren van Het Rhedens Lyceum 1954-1961
Frank Keverling Buisman & Ingrid D. Jacobs, Van idealisme naar realisme. De turbulente eerste jaren van Het Rhedens Lyceum 1954-1961 (Nieuwe Druk, Velp, 2022)
In 1955 werd in Rozendaal een bijzondere school gesticht: Het Rhedens Lyceum. Bijzonder in veel opzichten. De school was een particulier initiatief, gesteund door AKU en gemeente, het onderwijs was modern en idealistisch en het nieuwe schoolgebouw van architect ir. R.D. Bleeker sloot aan bij de onderwijsidealen. In Van idealisme naar realisme. De turbulente eerste jaren van Het Rhedens Lyceum 1954-1961 beschrijven de auteurs de wording van een school. Een school waar het experiment hoogtij vierde, waar zelfstandigheid van de leerlingen gepreekt werd, waar bijna iedereen die eerste periode bleef zitten en waar na twee rectoren – een idealistische en een realistische – rust intrad.
Op basis van bestuurlijke stukken maar vooral uit de herinneringen van de eerste lichting oud-leerlingen is een beeld gecreëerd van de jonge school. Het leven op Het Rhedens Lyceum verliep niet rimpelloos, maar de verhalen van de leerlingen, die over het algemeen goed terecht zijn gekomen, getuigen van heel veel plezier en heel veel vrijheid.
Beide auteurs zijn oud-leerling. Frank Keverling Buisman van 1957-1964 en Ingrid D. Jacobs van 1977-1984. We presenteerden het boek in het bijzijn van oud-leerlingen en oud-docenten in de warme aula van Het Rhedens Lyceum Rozendaal op vrijdagmiddag 16 december 2022. |
Koken met Occa Ripperda en Symposium Einde van de Adelscultuur
De turbulente eerste jaren van Het Rhedens Lyceum (1954-1961)
Op 23 april 2021 verzorgden Frank Keverling Buisman en ik een lezing over ‘De turbulente eerste jaren van Het Rhedens Lyceum (1954-1961)’. Het Rhedens was een bijzondere school, opgericht door ouders die modern onderwijs voor hun kinderen wilden. En dat vonden ze niet op de scholen in Zutphen of in Arnhem. Er werd een rector uit Den Haag aangetrokken, dhr. Ringrose, die garant stond voor experimenteel onderwijs. Het werd wel Molton-onderwijs genoemd, een combinatie van Montessori en Dalton. Met groot enthousiasme begon het avontuur in een villa aan de Ringallee in Velp. Een paar jaar later kwam er een eigen schoolgebouw, aan de overzijde van de Ringallee, in Rozendaal. Een school met paviljoens en werknissen, geheel gelijkvloers, die in de architectuur de idealen van het nieuwe onderwijs uitstraalde! Voor de jaren vijftig waren de vrijheid en de vooruitstrevendheid ongekend. Toch ‘lukte’ niet alles meteen. De ouders vroegen de leraren dringend ‘niet al hun nieuwe ideeën direct op de leerlingen uit te proberen’. Na de ‘vrije’ rector volgde een conservatievere periode, toen werd weliswaar meer geleerd, maar dit was niet wat de oprichters van de school zich hadden voorgesteld. Met het vertrek van de tweede rector bleef Het Rhedens een bijzondere school, maar er werd minder geëxperimenteerd.
De Gemeenschap 1920-2019
Ingrid D. Jacobs, De Gemeenschap 1920-2019, gezichtsbepalende woningbouw in Nijmegen, van Spoorbuurt naar Nijmegen-Noord, Nijmegen, 2020
Vanaf het midden van de negentiende eeuw hielden overheden, ondernemers en gegoede burgers in heel Europa zich bezig met woningbouw. In de grote steden leefde het merendeel van de bevolking onder erbarmelijke omstandigheden in eenkamerwoningen of krotten. In Amsterdam werd in 1852 de eerste woningbouwvereniging in Nederland gesticht. Hierna ging het snel, veel steden volgden, zo ook Nijmegen. Er waren herenverenigingen die van bovenaf opereerden, en verenigingen die juist op initiatief van de medewerkers ontstonden. Zo’n vereniging was Bouwvereniging De Gemeenschap, op 13 augustus 1920 officieel opgericht door personeel van de Nederlandsche Spoor- en Tramwegen dat in Nijmegen woonde. Architect Jan Dullaart was bij de oprichtingsvergadering aanwezig, en tekende de eerste huizen, in wat in de volksmond de Spoorbuurt ging heten. Zo begon het. En zo duurde het bijna honderd jaar. De Gemeenschap veroverde zich een plek in het Nijmeegse woningcorporatielandschap. Eerst als vereniging, later als stichting. Voor de Tweede Wereldoorlog alleen in Nijmegen-Oost, na de oorlog ook in Dukenburg en veel later in Nijmegen-West en Nijmegen-Noord. Bijna honderd jaar volgde ze de volkshuisvestelijke opgave: het realiseren van goede, betaalbare en karakteristieke woningen.
Nederhemert een kasteel als bewaarplaats in oorlogstijd
Ingrid D. Jacobs, ‘Nederhemert een kasteel als bewaarplaats in oorlogstijd’, in de speciale WO II editie van Het Buiten, april 2020, jaargang 2, nr. 4, p. 22-27.
Kasteel Nederhemert in de Bommelerwaard leek zo veilig dat de Inspectie Kunstbescherming gevraagd had of de eigenaren bereid waren er kunstcollecties van musea te bergen. Dat was akkoord, ook particulieren brachten tijdens de Tweede Wereldoorlog hun dierbaarst bezit in veiligheid in de eeuwenoude kelders van het kasteel. Het Nederlands Openluchtmuseum uit Arnhem kwam zelfs met twee Rijnaken vol museale objecten naar Nederhemert. Helaas lag het kasteel sinds de herfst van 1944 in de frontlinie.
In januari 1945 werd het door brand totaal verwoest. Is alles verbrand? Of is er voorafgaand aan de brand geplunderd en zouden er nog waardevolle stukken terug te vinden zijn? Het artikel is te lezen via de link Nederhemert (pdf) en via Kasteel Nederhemert in Brabants Dagblad, 29 mei 2020 (pdf). |
200 jaar gemeente Rozendaal 1818-2018
Ingrid D. Jacobs, 200 jaar gemeente Rozendaal 1818-2018 (uitgeverij Jansen & de Feijter Velp, 2018)
Rozendaal is (nog) de kleinste zelfstandige gemeente op het vasteland, en daarnaast de groenste, de rijkste en de gelukkigste. Over Rozendaal is heel veel geschreven, meestal over het kasteel. In dit boek gaat het om de gemeente, en de invloed van de gemeente Rozendaal op onderwijs, wonen en werken, religie, leven en sterven, recreatie en groen. En over de ontwikkelingen in die heel bijzondere gemeentepolitiek.
In 1818 werd Rozendaal bij wet van heerlijkheid een zelfstandige gemeente. Toch bleven de kasteelheren van Rozendaal hun heerlijke rechten houden. Jacht- en visrechten, maar ook het recht en de plicht de schoolmeester en de predikant te benoemen en te betalen (het collatierecht). Tot ongeveer 1950 veranderde er niet veel, het dorp bleef klein en de invloed van het kasteel groot. Zo betaalde de baron vaak bij wanneer er een tekort op de gemeentelijke begroting was.
Na de oorlog, vooral vanaf de jaren vijftig, moesten de Van Pallandts gronden verkopen; zij hadden geld nodig voor de restauratie van het kasteel. Op die gronden kwam nieuwbouw en daar woonden nieuwe en hoogopgeleide bewoners, die veelal bij de AKU werkten. Zij konden niet begrijpen dat er in Rozendaal tot 1949 geen lokale politiek bestond. De allereerste partij was de ‘natte’, die stevige oppositie van de ‘droge’ partij kreeg. Het ging hier om het al dan niet handhaven van de dorpspompen.
In 1957 richtten J.Th. Kramer en H. van Rijssen de Belangen Gemeenschap Rozendaal op. Dat was een echte partij voor alle inwoners, de oude en de nieuwe. Tot 1974 bleef er weinig te kiezen. In dat jaar werden zowel Rosendael ’74 als Progressief Akkoord (PAK) opgericht.
Ondanks het feit dat het goed ging en gaat in Rozendaal dreigde gedurende 200 jaar opheffing of samenvoeging. Telkens weer wist de gemeente het opheffingsspook de deur te wijzen. Hoe lang gaat dat nog goed? Eigenlijk wil iedereen dat het op dit plekje Nederland blijft zoals het was – met natuurlijk de goede voorzieningen en een beetje meegaan met de tijd maar niet te veel. Of niet?
‘Waait er in Rozendaal een boom om, of heb je klachten over een scheef liggende stoeptegel, dan stap je even binnen op het gemeentehuis. Doorgaans word je dan op je wenken bediend. […] Zo is het altijd geweest en zo moet het ook blijven, vindt Ingrid Jacobs, schrijfster van het boek Tweehonderd jaar gemeente Rozendaal 1818-2018. […] In dit boek gaat het niet zozeer over het kasteel, maar over de gemeente. Ik laat zien wat de gemeente allemaal doet en hoe dat in het verleden ging.’ (Piet Venhuizen, in: De Gelderlander, 26 mei 2018)
Rozendaal is (nog) de kleinste zelfstandige gemeente op het vasteland, en daarnaast de groenste, de rijkste en de gelukkigste. Over Rozendaal is heel veel geschreven, meestal over het kasteel. In dit boek gaat het om de gemeente, en de invloed van de gemeente Rozendaal op onderwijs, wonen en werken, religie, leven en sterven, recreatie en groen. En over de ontwikkelingen in die heel bijzondere gemeentepolitiek.
In 1818 werd Rozendaal bij wet van heerlijkheid een zelfstandige gemeente. Toch bleven de kasteelheren van Rozendaal hun heerlijke rechten houden. Jacht- en visrechten, maar ook het recht en de plicht de schoolmeester en de predikant te benoemen en te betalen (het collatierecht). Tot ongeveer 1950 veranderde er niet veel, het dorp bleef klein en de invloed van het kasteel groot. Zo betaalde de baron vaak bij wanneer er een tekort op de gemeentelijke begroting was.
Na de oorlog, vooral vanaf de jaren vijftig, moesten de Van Pallandts gronden verkopen; zij hadden geld nodig voor de restauratie van het kasteel. Op die gronden kwam nieuwbouw en daar woonden nieuwe en hoogopgeleide bewoners, die veelal bij de AKU werkten. Zij konden niet begrijpen dat er in Rozendaal tot 1949 geen lokale politiek bestond. De allereerste partij was de ‘natte’, die stevige oppositie van de ‘droge’ partij kreeg. Het ging hier om het al dan niet handhaven van de dorpspompen.
In 1957 richtten J.Th. Kramer en H. van Rijssen de Belangen Gemeenschap Rozendaal op. Dat was een echte partij voor alle inwoners, de oude en de nieuwe. Tot 1974 bleef er weinig te kiezen. In dat jaar werden zowel Rosendael ’74 als Progressief Akkoord (PAK) opgericht.
Ondanks het feit dat het goed ging en gaat in Rozendaal dreigde gedurende 200 jaar opheffing of samenvoeging. Telkens weer wist de gemeente het opheffingsspook de deur te wijzen. Hoe lang gaat dat nog goed? Eigenlijk wil iedereen dat het op dit plekje Nederland blijft zoals het was – met natuurlijk de goede voorzieningen en een beetje meegaan met de tijd maar niet te veel. Of niet?
‘Waait er in Rozendaal een boom om, of heb je klachten over een scheef liggende stoeptegel, dan stap je even binnen op het gemeentehuis. Doorgaans word je dan op je wenken bediend. […] Zo is het altijd geweest en zo moet het ook blijven, vindt Ingrid Jacobs, schrijfster van het boek Tweehonderd jaar gemeente Rozendaal 1818-2018. […] In dit boek gaat het niet zozeer over het kasteel, maar over de gemeente. Ik laat zien wat de gemeente allemaal doet en hoe dat in het verleden ging.’ (Piet Venhuizen, in: De Gelderlander, 26 mei 2018)
Honderd jaar Oranje en Gelderland
Ingrid D. Jacobs, Honderd jaar Oranje in Gelderland 1909-2009. Een glimp van Juliana en haar familie (Uitgeverij Aprilis, Zaltbommel, 2009).
‘In dit boek presenteren we het leven van Juliana in Gelderland, in foto’s. Het is een beeldverhaal geworden, waarin de bijschriften en de teksten als aanvulling op de foto’s dienen. Tienduizenden foto’s zijn er van de vorstin in de provincie. Want bij iedere opening van brug, kerncentrale of ziekenhuis was steevast een lid van de Koninklijke familie aanwezig. De mensen langs de kant van de weg vingen vaak slechts een glimp van haar op. Ik heb niet voor de meest voor de hand liggende foto’s gekozen, maar hoop ook onbekend materiaal te hebben laten zien.’
‘In dit boek presenteren we het leven van Juliana in Gelderland, in foto’s. Het is een beeldverhaal geworden, waarin de bijschriften en de teksten als aanvulling op de foto’s dienen. Tienduizenden foto’s zijn er van de vorstin in de provincie. Want bij iedere opening van brug, kerncentrale of ziekenhuis was steevast een lid van de Koninklijke familie aanwezig. De mensen langs de kant van de weg vingen vaak slechts een glimp van haar op. Ik heb niet voor de meest voor de hand liggende foto’s gekozen, maar hoop ook onbekend materiaal te hebben laten zien.’
Thijmgenootschap
Ingrid D. Jacobs en J.M.M. de Valk, Thijmgenootschap 1984-2004, Over wetenschap en levensbeschouwing (Uitgeverij ValkhofPers, Nijmegen, 2004).
‘In 2004 bestond het Thijmgenootschap honderd jaar. In 1985 verscheen reeds een geschiedenis van de eerste tachtig jaar; nu werden daar de laatste twintig jaar aan toegevoegd. Zichtbaar wordt hoe na de woelige jaren zestig en zeventig een nieuwe invulling werd gevonden voor de doelstelling van de vereniging: de christelijke levensbeschouwing te betrekken in een reflectie op ontwikkelingen in politiek, samenleving, wetenschap en cultuur.’
‘In 2004 bestond het Thijmgenootschap honderd jaar. In 1985 verscheen reeds een geschiedenis van de eerste tachtig jaar; nu werden daar de laatste twintig jaar aan toegevoegd. Zichtbaar wordt hoe na de woelige jaren zestig en zeventig een nieuwe invulling werd gevonden voor de doelstelling van de vereniging: de christelijke levensbeschouwing te betrekken in een reflectie op ontwikkelingen in politiek, samenleving, wetenschap en cultuur.’
Het hertogdom Gelre
Johannes Stinner en Karl-Heinz Tekath (hoofdred.), I.D. Jacobs (eindred.), Het hertogdom Gelre – geschiedenis, kunst en cultuur tussen Maas, Rijn en IJssel (Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2003).
‘Het Gelders grondgebied strekte zich rond 1500 uit van Limburg, tot Friesland en Groningen, van Utrecht, tot delen van het huidige Duitsland. De Gelderse graven en hertogen waren vooraanstaande vertegenwoordigers van de laatmiddeleeuwse riddercultuur. Door taai verzet tegen de Bourgondische en Habsburgse machthebbers bleef Gelre langer dan enig ander Nederlands gewest onafhankelijk. Deze politiek gunstige situatie leidde rond 1500 tot Gelres Gouden Eeuw. De Gelderse hertogen lieten kunstwerken maken die nu tot de absolute Nederlandse top behoren. Zo ontstonden kostbare handschriften als het getijdenboek van hertogin Catharina van Kleef, beeldhouwwerken uit het atelier van Meester Arnt de Beeldesnider en voorwerpen van zilver en brons als bokalen, maatbekers, schutterszilver en kerkelijke relikwieën. Ten tijde van de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog kwam aan de bloei een einde.’
‘Het Gelders grondgebied strekte zich rond 1500 uit van Limburg, tot Friesland en Groningen, van Utrecht, tot delen van het huidige Duitsland. De Gelderse graven en hertogen waren vooraanstaande vertegenwoordigers van de laatmiddeleeuwse riddercultuur. Door taai verzet tegen de Bourgondische en Habsburgse machthebbers bleef Gelre langer dan enig ander Nederlands gewest onafhankelijk. Deze politiek gunstige situatie leidde rond 1500 tot Gelres Gouden Eeuw. De Gelderse hertogen lieten kunstwerken maken die nu tot de absolute Nederlandse top behoren. Zo ontstonden kostbare handschriften als het getijdenboek van hertogin Catharina van Kleef, beeldhouwwerken uit het atelier van Meester Arnt de Beeldesnider en voorwerpen van zilver en brons als bokalen, maatbekers, schutterszilver en kerkelijke relikwieën. Ten tijde van de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog kwam aan de bloei een einde.’
Monumentengids Wisch
Ingrid Jacobs, Monumentengids Wisch, Monumenten in Gelderland 3 (Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2003).
‘De gemeente Wisch is genoemd naar het Huis Wisch en beslaat het grondgebied van de voormalige heerlijkheid Wisch. Huis Wisch ligt ten zuiden van Terborg en doet nu vooral denken aan een zeventiende-eeuws landhuis in een prachtig park, maar bouwvormen vanaf de vijftiende eeuw herinneren aan de roerige geschiedenis van het Huis. De gemeente bestaat uit het stadje Terborg, de dorpen Silvolde en Varsseveld en de buurtschappen Bontebrug, Heelweg, Sinderen en Westendorp. In de Monumentengids zijn 79 cultuurhistorisch waardevolle monumenten beschreven: boerderijen, kerken, scholen, begraafplaatsen, winkels, villa’s en cafés.’
‘De gemeente Wisch is genoemd naar het Huis Wisch en beslaat het grondgebied van de voormalige heerlijkheid Wisch. Huis Wisch ligt ten zuiden van Terborg en doet nu vooral denken aan een zeventiende-eeuws landhuis in een prachtig park, maar bouwvormen vanaf de vijftiende eeuw herinneren aan de roerige geschiedenis van het Huis. De gemeente bestaat uit het stadje Terborg, de dorpen Silvolde en Varsseveld en de buurtschappen Bontebrug, Heelweg, Sinderen en Westendorp. In de Monumentengids zijn 79 cultuurhistorisch waardevolle monumenten beschreven: boerderijen, kerken, scholen, begraafplaatsen, winkels, villa’s en cafés.’
Adel en ridderschap in Gelderland – tien eeuwen geschiedenis
Coen O.A. Schimmelpenninck van der Oije, Frank Keverling Buisman, Marc V.T. Tenten, Fred J.W. van Kan (red.), Ingrid D. Jacobs (eindred.), Adel en ridderschap in Gelderland – tien eeuwen geschiedenis (WBooks, Zwolle, 2013)
Al eeuwen wordt de provincie Gelderland met haar vele buitens geassocieerd met adel. Maar de adel is veel meer dan dat. In opdracht de Ridderschap van Gelderland beschreven dertien auteurs de Gelderse adelsgeschiedenis vanaf de tiende eeuw tot nu. De geschiedenis van de Gelderse adel begint in de Noormannentijd met een van de eerste Gelderse edelen, Everhard Saxo, uit het geslacht van de graven van Hamaland. Vele eeuwen later, op 17 april 1621, stierf de katholieke Gelderse edelman Jacob Mom door beulshanden op een Haags schavot. Pas vanaf 1814 mochten de katholieke adellijke geslachten hun rol in het Gelderse politieke leven weer opeisen. Sinds 1813/1815 is er wet- en regelgeving die bepaalt wie tot de adel behoort. De Hoge Raad van Adel houdt daar toezicht op. De adel speelde zeker tot midden twintigste eeuw een grote rol in het openbaar bestuur. Daarna leek het alsof adel iets van het verleden was. Dat is echter allerminst waar. De meeste buitenplaatsen zijn in ‘adellijke handen’ en de Gelderse Ridderschap houdt zich intensief bezig met het cultuurhistorisch erfgoed in Gelderland.
Al eeuwen wordt de provincie Gelderland met haar vele buitens geassocieerd met adel. Maar de adel is veel meer dan dat. In opdracht de Ridderschap van Gelderland beschreven dertien auteurs de Gelderse adelsgeschiedenis vanaf de tiende eeuw tot nu. De geschiedenis van de Gelderse adel begint in de Noormannentijd met een van de eerste Gelderse edelen, Everhard Saxo, uit het geslacht van de graven van Hamaland. Vele eeuwen later, op 17 april 1621, stierf de katholieke Gelderse edelman Jacob Mom door beulshanden op een Haags schavot. Pas vanaf 1814 mochten de katholieke adellijke geslachten hun rol in het Gelderse politieke leven weer opeisen. Sinds 1813/1815 is er wet- en regelgeving die bepaalt wie tot de adel behoort. De Hoge Raad van Adel houdt daar toezicht op. De adel speelde zeker tot midden twintigste eeuw een grote rol in het openbaar bestuur. Daarna leek het alsof adel iets van het verleden was. Dat is echter allerminst waar. De meeste buitenplaatsen zijn in ‘adellijke handen’ en de Gelderse Ridderschap houdt zich intensief bezig met het cultuurhistorisch erfgoed in Gelderland.